|
Proposition de résolution du SP.a pour les musées fédéraux(Décembre 2004) TOELICHTING1. InleidingSteeds opnieuw tonen studies aan dat entreegeld niet de allerbelangrijkste reden is waarom mensen niet aan cultuur participeren. Andere 'drempels' voor cultuurdeelname wegen zwaar door. Zeer belangrijk zijn emotionele barrières. Ook de scholing en de verwerkingsmogelijkheden van het publiek, de opleidingsbarrières, die vaak nauw samenhangen met iemands achtergrond en socialisatie, zijn cruciaal. Vroeger werden gesubsidieerde musea gezien als 'collectief bezit', publiek domein betaald met belastingen, ter beschikking van iedereen. Vooral in de jaren '80 kwam er een kentering en werden musea doorgaans betalende instellingen. Verschillende redenen zorgden daarvoor: toenemende kosten, verzakelijking van de culturele sector, in sommige gevallen de wens voor organisatorische onafhankelijkheid, een andere kijk op de rol van musea. De laatste jaren zien we echter weer een kentering. Het grote belang van cultuur wordt naar waarde geschat. Cultuurparticipatie en de democratische toegang tot onze cultuur en erfgoed staan terecht hoog op de politieke agenda. 2. Huidige toestandIn 1997 werd beslist om de gratis toegang tot onze federale musea (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Koninklijk Museum voor Centraal-Afrika, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen) af te schaffen. De invoering van inkomgeld voor de permanente tentoonstellingen was bedoeld om de financiële nood van de musea te lenigen. Uit een studie over het Museum voor Natuurwetenschappen blijkt dat die gratis toegang op woensdagnamiddag echter een sterke hefboom is om meer bezoekers naar het museum te lokken. Het gemiddelde aantal totale bezoekers tijdens gratis woensdagen is 84% groter dan tijdens betalende woensdagen. Voor individuele bezoekers betreft het zelfs een toename met factor 2,5. (Selectieve) gratis toegang is dus een succesverhaal(1). Het spreekt echter voor zich dat een breed publiek niet veel kan profiteren van een gratis eerste woensdagnamiddag van de maand. Een gratis eerste zondag van de maand zou veel gunstiger zijn. Dan zijn er veel meer mensen vrij. 3. Succes van gratis museaHet succes van gratis musea op zondag is af te meten aan de overweldigende reacties op evenementen zoals de 'Lente van de Musea'. 149 musea in Brussel en Wallonië waren in februari 2004 een hele zondag lang opengesteld voor het publiek, ofwel gratis ofwel aan een symbolische euro en dit gecombineerd met tal van verrassingen. Het resultaat was een verdubbeling van het aantal bezoekers in vergelijking met een gewone vrije dag. Andere voorbeelden, zoals de respons op de (Vlaamse) Erfgoeddag (-weekend), kennen vergelijkbare successen. Ook de successen in het buitenland spreken voor zich. In december 2001 werden de nationale musea van Groot-Brittannië gratis. Tegen de zomer van 2002 waren er al 62% meer bezoekers over de vloer geweest. Er was een toename van het aantal bezoekers in àlle sociale klassen en àlle leeftijdsgroepen. Een enquête wees uit dat 15% van de inwoners van Groot-Brittannië meer musea bezochten dan het jaar voordien omdat ze wisten dat ze nu gratis waren(2). De bezoekersprofielen op gratis dagen zijn anders dan bij betalende dagen. In studies worden belangrijke incitatie-en transfereffecten vastgesteld voor de lokale bevolking. De gratis zondag is het enige moment waarop de Fransen in de meerderheid zijn in het Louvre. Hun aantal is 2,3 keer zo sterk als op betalende dagen. Voor buitenlanders gaat het om een multiplicatiefactor van slechts 1,2. In de resultaten van enquêtes kan het belang van gratis musea voor belangrijke groepen mensen vaak onderschat blijven. Het is immers belangrijk om voor ogen te houden dat niemand zichzelf graag tot de doelgroep rekent waarvoor gratis musea in de eerste plaats bedoeld zouden zijn. Dé doelgroep bij uitstek voor gratis musea zijn volgens de perceptie de 'armen' (financieel/cultureel) en dat zijn volgens bijna iedereen altijd 'anderen'(6). Mensen geven wel eens 'wenselijkheidsantwoorden'; weinig mensen willen zichzelf 'arm' noemen. 4. VoorwaardenAls musea "maar" twaalf dagen op een jaar gratis zijn, beperkt dit niet alleen de kosten, Het is belangrijk dat de gratis toegang op reguliere basis bestaat, zoals elke eerste zondag van de maand. Dit is communicatief erg sterk. Bovendien kan zo een trouw publiek opgebouwd worden. In het onderzoek van het Louvre hebben zowat alle bezoekers op een gratis zondag de zin en intentie om terug te keren(7). Maandelijks gratis musea geven de bezoekers het vooruitzicht om later (tegen dezelfde voorwaarden) terug te kunnen keren. Dit biedt het vooruitzicht van meerdere comfortabele bezoeken. Bezoekers voelen zich op die manier niet 'verplicht' om alles in één keer te vatten en op te nemen. Voor niet-frequente museumbezoekers kan dit een belangrijke drempel minder zijn. Uiteraard zijn gratis musea geen wondermiddel. De hele bevolking zal niet massaal musea bezoeken alleen maar omdat ze gratis zijn. De musea moeten uiteraard voldoende middelen hebben om goede en aantrekkelijke musea te zijn. 5. KostenWe beseffen dat aan een gratis toegang tijdens de eerste zondag van de maand een meerkost verbonden is voor de betrokken musea. De inkomsten uit entrees betekenen een aanzienlijk aandeel van hun totale inkomsten en zondagen zijn zonder uitzondering topdagen, vaak goed voor _ of meer van de boxoffice. Er zijn rechtstreekse verliezen van inkomsten, maar dit getal dient met een coëfficiënt vermenigvuldigd te worden om het reële verlies te kennen waarin eveneens de inkomstenderving ten gevolge van de extra bezoekers is meegerekend. Buitenlandse voorbeelden spreken van een coëfficiënt van minstens 1,6. Er zijn ook kosten verbonden aan extra-personeel(8). Aan de andere kant zijn er ook te verwachten terugverdieneffecten. 6. BelgiëDe regeringsverklaring van de Franse Gemeenschap pikte het idee van gedeeltelijk gratis musea op. De regering wil haar musea één dag per maand gratis openstellen 'afin de garantir à tous les publics un accès facilité aux richesses du patrimoine' (10). (1) PublieksObservatorium van de FWI's, De woensdagen tijdens 2003 in het Museum voor Natuurwetenschappen, rapport januari 2004, p.7.
|
|||||
Haut de page |